Tot in de twintigste eeuw was wijdverbreid het ideaal voor vrouwen om thuis te blijven en voor de kinderen en het huishouden te zorgen. Zo ook in het zeventiende-eeuwse Nederland. Toch waren veel vrouwen weldegelijk aan het werk, onder meer in de boekenwereld. De idealen van huwelijk, gezin en thuis werden in de zeventiende eeuw deels gevormd door verschillende kunstuitingen en literatuur over het onderwerp. Zo was Jacob Cats (1577-1660) een zeer productieve en veel gelezen auteur over huwelijk en gezin.
Zijn boek Houwelick, voor het eerst gepubliceerd in 1625, was zijn populairste werk. De titelpagina (afbeelding 1), ontworpen door Adriaen van der Venne (1587/1589-1662), toont een aantal stadia die de vrouw hoort te doorlopen in haar leven. Het hoogtepunt zit ongeveer halverwege. Rond de titelcartouche geven vignetten de verdeling aan in zes delen, elk gewijd aan een fase in het leven van een vrouw: Maiden, Sweetheart, Bride, Housewife, Mother, Widow. De groep is gerangschikt op een heuvel en toont het hoogtepunt van het leven en tot de dood. Dit laat zien dat men vond dat vrouwen zich louter bezig moesten houden met het baren en opvoeden van kinderen. Maar dat gold blijkbaar niet voor alle vrouwen.
Reizigers uit Engeland, Duitsland, Italië, Frankrijk en Spanje die in de zestiende, zeventiende of achttiende eeuw de Republiek bezochten, verbaasden zich over de opmerkelijke aanwezigheid van Nederlandse vrouwen in de openbare ruimte. Ze zagen zelfstandige, actieve onderneemsters die voor eigen rekening de zaken bestierden. De norm over werkende vrouwen lag echter vooral binnenshuis in het leiden van het huishouden, terwijl mannen de kostwinner waren. Toch gingen zij zeker niet voorbij aan de mogelijkheid dat vrouwen werkten.
Zeventiende-eeuwse titelpagina met de levensfases van een vrouw.
Wat voor werk was er voor vrouwen? Het merendeel van de vrouwen in de zeventiende eeuw zal gewerkt hebben. Rijkdom in de Republiek was wijdverspreid, maar het was toch slechts voorbehouden aan een kleine top van de samenleving. Er was een groot onderscheid tussen mannen- en vrouwenberoepen. Veel vrouwen verzorgden de kinderen en werkten daarnaast in huis, bijvoorbeeld door kleding te stoppen, garen te spinnen of als kinderverzorgster (min). Maar ook als wasvrouw, prostituee of als visverkoopster. Vaak waren het voor echtparen complementaire beroepen: de een vist, de ander verkoopt de vis. Als vrouwen een bepaald vak wilden leren, konden dat alleen bij hun vader en moeder thuis doen of op latere leeftijd bij hun echtgenoot. Het opleidingssysteem van de gilden bood vrouwen geen mogelijkheden. Wel konden ze een ondersteunende rol bekleden. Het merendeel van de ondernemingen in het boekenvak waren grotere en kleinere familiebedrijven waarin vrouwen, zoons en dochters allemaal meewerkten. Zij hielpen bij de administratie, bedienden de klanten, en ontplooiden soms ook vaardigheden als innaaien en binden. Salomon de Bray (1597-1664) maakte in 1628 een pentekening van een boekenwinkel (afbeelding 2). Op deze tekening zijn een vrouw en een jongen te zien die in de winkel werken.
Een boekwinkel met vrouw en kind achter de toonbank.
Er waren zeker getalenteerde vrouwen die ook een inhoudelijke inbreng in de boekhandel hebben gehad. Maar voor vrouwen was het ontbreken van kennis van het Latijn en moderne vreemde talen zoals Frans vaak een handicap. De Latijnse scholen werden uitsluitend door jongens bezocht. Meisjes die Latijn wilden leren moesten een leermeester buiten schoolverband zoeken. Dat stond vrouwen echter niet in de weg om economisch actief te zijn. Handeldrijven was niet alleen de taak van de man, zijn vrouw had daar ook een zeer actieve rol in. Het gebeurde zelfs dat vrouwen bij verhindering van hun man alleen op zakenreis gingen. Daarbij moet wel opgemerkt worden dat er geleefd werd volgens de richtlijnen van de Bijbel, waarin werd voorgeschreven dat de vrouw ondergeschikt was aan de man. Een ongetrouwd meisje moest haar vader volgens de wet gehoorzamen. En als die wegviel dan stond ze onder voogdij van een ander mannelijk familielid. Na een huwelijk nam de echtgenoot de taak van voogd over. Daarentegen was het bij wet geregeld dat vrouwen als ‘openbaren koopvrouw’ mochten werken. De vrouw had in deze positie stilzwijgend toestemming van haar echtgenoot om handel te drijven. Als haar echtgenoot overleed, kon een vrouw de leiding van het bedrijf overnemen. Weduwes hadden geen voogd meer nodig en hadden alleen in juridische zaken nog bijstand van mannen nodig.
Van een aantal vrouwen uit de zeventiende en achttiende eeuw is het bekend dat zij aan het hoofd stonden van een uitgeverij. Zij zetten na het overlijden van hun echtgenoot het bedrijf voort onder hun eigen naam. Zo stond de Haarlemse Anna Maria Colterman (1662-1737) na het overlijden van haar man, de uitgever Gerard Casteleyn (1665-1702), aan het hoofd van een uitgeverij en de krant Opregte Haerlemsche Courant. En ook de weduwe van de Haagse boekverkoper Johannes Martinus Husson zette na de dood van haar man, in 1746, het bedrijf voort. Het echtpaar was kinderloos gebleven en zij ging verder met het bedrijf onder de naam `de Wed. Husson', maar veranderde dit nadat zij in 1748 met de weduwnaar David van Wijck was hertrouwd, in M. Husson (Maria Husson). Met dit impressum verschenen tot ten minste 1768 uitgaven. Machteld Aelbrechtsdr. van Leuningen (ong. 1580-1662) trouwde met Hillebrant van Wouw. Zij werd na Hillebrants overlijden in 1622 de volgende landsdrukker. Zij verzorgde onder andere de staatsuitgaven en de verkoop van boeken in de winkel. Ook begon ze pennen, inkt en ander schrijfgerei zoals papier en vloeipapier te verkopen, onder meer aan de Staten Generaal en het Hof van Holland.
Kortom, hoewel vrouwen volgens de geldende norm geacht werden thuis te blijven voor gezin en huishouden, werkten vrouwen wel degelijk in allerhande beroepen. En dus ook in boekwinkels en uitgeverijen. Vaak in een complementaire rol naast haar echtgenoot, maar zeker ook min of meer zelfstandig.
Literatuur
Maes, Rudolf. “Vrouw en boek.” Jaarboek voor Nederlandse Boekgeschiedenis 12 (2005): l.
Schmidt, Ariadne. “Vrouwenarbeid in de Vroegmoderne Tijd in Nederland.” Tijdschrift voor sociale en economische geschiedenis 2.3 (2005): 2.
Vlugt, Simone van der. Wij zijn de Bickers! Amsterdam: Prometheus, 2019
Westermann, Marie͏̈t. De schilderkunst van de Republiek: 1585-1718. Rijswijk: Atrium, 2004.
Zandvlied, Kees. De 500 Rijksten van de Republiek: Rijkdom, geloof, macht & cultuur. Zutphen: Walburg Pers, 2018.
[Thijs de Bruijn]