De voddenrapers, 1914 door Eugène Laermans (Bron: Wikipedia)
De westerse papierindustrie was meer dan vijfhonderd jaar lang afhankelijk van lompen. Deze afgedankte kleding en vodden werden door zogenoemde voddenrapers op straat verzameld, opgehaald bij mensen of van de vuilnisbelt geraapt. De stoffen werden vervolgens op kleur gesorteerd; gekleurde lompen werden voor gekleurd papier en grof grijs karton gebruikt, en de ongekleurde vodden voor wit papier. De kwaliteit van het papier werd bepaald door de keuze van de lompen, zo gebruikte men gekleurd linnen, oud touw, canvas en zelfs wol voor papier van minder goede kwaliteit. Zuiver linnen maakte het fijnste papier. Oude, kapotte linnen kledingstukken en lappen waren om twee redenen het meest geliefd. Ten eerste was het niet economisch om papier te maken van ruw linnen, omdat deze grondstof kostbaarder was voor de spinindustrie. Daarnaast rotten oude linnen lakens, poetslappen en kleding, die te zwak en haveloos waren om nog gebruikt te worden, het beste. Zij konden makkelijker gemaald worden, en de vezels hechten zich sneller aan elkaar dan taaie vezels van ruw linnen.
Het sorteren van lompen, geschilderd door schilder Herman Heijenbrock (Bron: Museum Rotterdam)
Precies op het moment dat linnen vodden voor niets anders meer bruikbaar waren, waren ze het meest geschikt voor de papierfabricage. Dan kwamen de voddenrapers in actie. Hoewel er veel bekend is over de fabricage van papier uit oude kleding, is er weinig geschreven over de mannen, vrouwen en kinderen die de grondstof verzamelden. Dit verhaal gaat daarom niet over de vervaardiging van papier, maar over de vaak vergeten voddenrapers. De focus ligt op de voddenrapers in Engeland. Hoewel Engeland tot het einde van de zeventiende eeuw weinig fijn wit papier produceerde - zij droegen voornamelijk wol -is er wel het een en ander bekend over de voddenrapers. Illustraties en foto’s van voddenrapers komen echter vooral uit het negentiende - en twintigste-eeuws Frankrijk en van Franse kunstenaars. Dit is dus een verhaal over zeventiende-eeuwse Engelse voddenrapers met Franse afbeeldingen uit de negentiende en twintigste eeuw.
Vrijwel al het wit papier dat tot 1670 door Engelse drukkers werd gebruikt was afkomstig van fabrieken in het buitenland; het grootste deel uit Frankrijk. Hoewel er vanaf het einde van de zestiende eeuw in Engeland een groot aantal fabrieken in bedrijf waren, hadden deze te lijden onder een gebrek aan geschoolde arbeiders en aan een regelmatige invoer van linnen vodden. In 1663 importeerde Engeland uit Holland alleen al voor 100.000 pond aan papier, en tot 1690 importeerde zij elk jaar voor hetzelfde bedrag papier uit Frankrijk. In het laatste kwart van de zeventiende eeuw en het eerste kwart van de achttiende eeuw bleef buitenlands papier het grootste deel van de Engelse markt bevoorraden, maar in dezelfde periode werd in Engeland een wit papier industrie ontwikkeld. Deze industrie leverde aan een steeds groter deel van de Engelse drukkers, maar de beste kwaliteit kwam nog steeds uit het buitenland.
Voddenhandel: De ezelwagen wordt gevuld met vodden. Parijs, 1924 (Bron: Het Geheugen, Spaarnestad Photo)
Aan het einde van de zeventiende eeuw nam de papierproductie van de Engelse fabrieken echter snel toe. Zo was wit papier in het laatste kwart van de achttiende eeuw in een zodanige hoeveelheid beschikbaar dat het bijna niet meer nodig was om wit papier in te voeren. Toch waren er in 1696 in heel Engeland nog geen honderd papierfabrieken, en de waarde van het geproduceerde papier was maar 28.000 pond per jaar. Papiermakers waren over het algemeen zeer arm en konden hun gezin nauwelijks onderhouden.
Dit betekende niet dat voddenrapers geen werk hadden. Engelse papierfabrieken produceerden wel ruw bruin papier, dat voor andere doeleinden dan schrijven en drukken werd gebruikt. Veel Engelse voddenrapers verzamelden dan ook lompen van mindere kwaliteit die gebruikt werden voor ruw papier. De voddenrapers stonden echter niet los van de vroegmoderne tekstuele productie. Hoewel er in geringe mate witte linnen vodden te vinden waren , zochten de voddenrapers volhardend naar de schaarse grondstof. Deze werden vervolgens geëxporteerd naar andere Europese landen, zoals Frankrijk en Holland, waar zij tot papier verwerkt werden.
Een voddenraper in Parijs, 1899-1901 (Bron: Wikipedia)]
De voddenraper stond aan de basis van de sociale organisatie van afvalverwerking- en inzameling in het zeventiende-eeuwse Engeland; alle activiteiten van de arbeiders en kooplieden waren afhankelijk van de voddenrapers. Toch werden zij niet als zodanig erkend. Het verzamelen van lompen was werk met een lage status, en werd geassocieerd met scharrelen, rondtrekken en diefstal. De voddenrapers werden ook wel ‘rakers’ genoemd, een breed begrip met verschillende definities. Hoewel de term refereert naar zowel straatreinigers en vuilnismannen als naar het werkwoord ‘harken’, werd ‘raker’ meestal als scheldwoord gebruikt voor een lagere klasse of verachtelijk persoon. Rakers werden beschouwd als het laagste van het laagste; als mensen die alleen op de vuilnisbelt te vinden waren.
Voddenrapers, moeder en zoon, spreiden de schamele oogst uit op een oude lap, om het uit te zoeken bij het schijnsel van een dievenlantaarn, 1924: Parijs. (Bron: Het Geheugen, Spaarnestad Photo)
Ook werden de voddenrapers geassocieerd met vuil en ziekte. Hoewel de Engelse wet na 1666 voorschreef dat de doden begraven moesten worden in zuiver Engels wol, werden er
er uitzonderingen gemaakt voor slachtoffers van de pest. Zij mochten in linnen begraven worden. De linnen kleding hoefde in dit geval niet verwisseld te worden met wol, vermoedelijk om het contact met het zieke lijk te beperken en de verspreiding van besmette lappen te voorkomen. Dit droeg bij aan het wijdverspreide idee dat papier gemaakt werd van vodden die weg werden gehaald bij de door de pest geteisterde lijken. Het wakkerde de haat aan tegen de voddenrapers, die als smerig en besmettelijk werden gezien.
The Ragpicker, 1869, door kunstschilder Edouard Manet (Bron: Wikipedia)
Voddenrapers werden ook gerelateerd aan een ander onbetamelijk beroep, dat van beul. Zij hielden zich beide bezig met de kleding van de doden. De beulen waren verantwoordelijk voor het opruimen van de lijken van de terechtgestelden en ontvingen de kleding van de slachtoffers als deel van hun salaris. En hoewel het voor de beul winstgevender zou zijn om de kleding te verkopen aan particulieren en tweedehandswinkels, konden de vodden als laatste redmiddel voor een habbekrats aan lompenrapers verkocht worden.
Het is niet duidelijk hoeveel van deze visie op voddenrapers op waarheid berust, maar het is helder dat zij een lage status hadden in het zeventiende-eeuwse Engeland. Toch zijn er ook positieve ideeën over het beroep die niet ongemoeid gelaten mogen worden. Zo verzamelden de voddenrapers hun lompen op verschillende plekken. Zij gingen van deur tot deur, en struinden vuilnisbelten af in stedelijke en landelijke gebieden. Het ophalen van vodden stond daardoor bekend als een reizend beroep, dat de banden tussen de stad en het platteland vergemakkelijkte. Het beroep wordt hier voorgesteld als een nuttige dienst, en laat een positieve visie op de voddenraper zien.
Het is duidelijk geworden dat de voddenrapers een belangrijke positie hadden in het proces van papier maken. Zij verzamelden de grondstof en zorgden ervoor dat de papiermakers aan de slag konden. De voddenrapers stonden dus aan de basis van alle boeken van die tijd. En hoewel zij in de zeventiende eeuw niet gewaardeerd werden, verdienen zij nu alle lof en moeten zij als een volwaardig onderdeel van de papierfabricage beschouwd worden.
[Larissa Cöhrs]
Literatuur
Craig, H. (2019). Rags, ragpickers, and early modern papermaking. Literature Compass, 16(5), e12523. https://doi.org/10.1111/lic3.12523
Dijstelberge, P. (2017). Wat is een boek? (1ste ed.). Amsterdam University Press.
Gaskell, P. (1972). A New Introduction to Bibliography. Oxford University Press.
Munsell, J. (1870). A Chronology of Paper and Paper-making. J. Munsell.