De Vitrine

De plek waar wetenschap en erfgoed elkaar ontmoeten

Paul Dijstelberge

Silent upon a peak in Darien

Ik werkte al minstens vijf jaar als bibliograaf voor de Short Title Catalogue, Netherlands toen ik voor het eerst een incunabel in handen kreeg. Verbijsterend. Waar was het titelblad? Iedereen kent inmiddels het filmpje waarin de ene monnik aan de andere uitlegt ‘kijk dit is een boek, je kan het openen en de bladzijden omslaan.’ Zo voelde het. Het bracht me op dat moment niet op het idee om er meer te bekijken of er tenminste iets over te lezen, laten we zeggen het handboek van Haebler of een vergelijkbaar werk.

De versieringen zijn houtsneden die met de hand zijn ingekleurd, alsof de boekversierder een handje moest worden geholpen door hem binnen lijntjes te laten kleuren. (USTC 997250)

Na bijna elf jaar STCN had ik genoeg van iedere keer weer dezelfde boeken – na in Amsterdam, Leiden en Utrecht te hebben gewerkt. Ik wilde iets anders. Wel met boeken natuurlijk. Ik kon (en kan) me niets anders voorstellen – zonder dat ik precies de vinger kan leggen op het waarom. Na ruim dertig jaar zowat dagelijks bezig zijn met oude drukken heb ik nog steeds het gevoel dat ik aan het begin sta van een groots avontuur.

…like stout Cortez when with eagle eye / He stared at the Pacific—and all his men / Looked at each other with a wild surmise / Silent, upon a peak in Darien

Silent indeed. Ik weet het niet. ‘Je te porte dans moi comme un oiseau blessé …’ - wie weet gaat het om het om niets anders dan het zien van patronen, de rimpels in de geschiedenis en het voelen van de plotselinge windvlaag die aan de schipbreuk voorafging. Iets begrijpen zonder het onder woorden te kunnen brengen.

In de geweldige Amsterdamse Universiteitsbibliotheek ging ik mij bezighouden met prachtige zestiende-eeuwse boeken uit zowat alle landen van Europa, alles behalve Nederland, en op een dag waren de incunabelen aan de beurt. Dat was niet eenvoudig. Niet omdat die boeken lastig zijn voor een bibliograaf, integendeel, maar omdat ze zo vaak lijken op hun voorgangers, de middeleeuwse handschriften. Mijn idee van middeleeuwse handschriften: getijdenboeken, theologie die nergens over gaat, ridderverhalen die me niet interesseren, ongewassen semi-analfabeten die de klassieke auteurs van het perkament schrapen en vervangen door geneuzel. Ik doe mijn best om ze lief te vinden en de middeleeuwen geweldig, maar het wil niet erg lukken. Hoewel de vele fragmenten van handschriften die je in boekbanden terugvindt me weer wel intrigeren en ontroeren.

Fragment van een handschrift in een laat 15de of vroeg 16de-eeuwse band. (USTC 995033)

Na verloop van tijd merkte ik dat ik van incunabelen was gaan houden. Ik voel mee met Gutenberg die de drukpers met losse lettertjes en alles wat er verder bij hoort vermoedelijk in een half uur heeft bedacht waarna hij lange jaren bezig is geweest om van het idee een ding te maken. De snelheid waarmee de drukpers vervolgens heel Europa werd verspreid, dankzij hulp van een kerk die niet in de gaten had dat ze zo haar eigen graf aan het graven was. Al die drukkers die huis en haard verlieten om honderden tot duizenden kilometers verderop een nieuwe techniek te introduceren waarmee veel geld te verdienen was – dat dachten ze althans. In het zuiden van Italië vind je drukkers met namen als Van Haarlem en Van Amsterdam. Hoe zijn ze daar gekomen? Lopend? Met een zak letters op hun rug?

Dit exemplaar van Thomas van Aquinas Quaestiones de duodecim quodlibet uit de Marciana te Venetië is in het zelfde atelier versierd als het Amsterdamse exemplaar. (it00182000) De drukker is Georg Lauer, werkzaam te Rome.

Alles zelf maken: een timmerman uitleggen hoe de drukpers eruitzag, de smid opdracht geven om iets te maken dat hij nog nooit had gezien, een edelsmid vinden die lettertjes kon en wilde snijden op het uiteinde van stalen stempels, het metaal zien te vinden om die letters te gieten. En een geldschieter natuurlijk om dat allemaal te betalen, inclusief de enorme berg papier. En daarna het moeilijkste deel: al die boeken verkopen. Dankzij de drukpers waren er in korte tijd minstens 500 maal zoveel boeken beschikbaar en die moesten allemaal van een band worden voorzien worden. Waar kwamen al die boekbinders vandaan?

De eerste vijftig jaar van het gedrukte boek zijn de jaren waarin dat gedrukte boek langzaamaan werd ontdaan van de gelijkenis met het manuscript. Met de hand aangebrachte elementen zoals versierde initialen en met rode en blauwe verf aangebrachte accenten verdwenen van de bladzijde. Ze maakten plaats voor typografie, voor houtsneden, witregels, duidelijke hoofdletters en interpunctie en opsommingstekens. Er werd van alles aan het boek toegevoegd: een inhoudsopgave, paginering, kopregels, indices en natuurlijk het enige echt nieuwe element: het titelblad.

Het standaardwerk over de geschiedenis van de titelpagina, voltooid in een tijd zonder internet of digitale fotografie. De auteur beschikte wel over de gedetailleerde catalogi van de British Library.

Het gedrukte boek, ons gedrukte boek, had zijn vorm gevonden rond 1520. Alle elementen van dat boek worden in het hedendaagse boek gevonden en de meeste boeken in de boekwinkel van nu lijken sprekend op het boek van toen (dat wil zeggen: als dat boek van toen gedrukt was in een romein, het titelblad niet al te wild was opgemaakt en als de drukker zijn siermateriaal spaarzaam had gebruikt). De weg of wegen van Gutenberg naar dat ideale boek van 1520 zijn kronkelig, snelwegen veranderen in voetpaden en omgekeerd en het aantal doodlopende straten en stegen is eindeloos. Het is een gebied dat het verdient om in kaart te worden gebracht.

Niet ‘omdat die berg daar staat’ maar om de eenvoudige reden dat een boek meer is dan een ding. Het is een leesmachine en wat je leest is een tekst. Die tekst is geschreven om iets te weeg te brengen in het hoofd van de lezer. Het boek is een vervoermiddel dat meer of minder efficiënt doet wat ervan wordt gevraagd. Het moet recht doen aan de bedoelingen van de schrijver en tegelijkertijd de lezer geruststellen. De boodschap mag dan nieuw zijn, de verpakking is vertrouwd. Het is een lokaal product voor een nationale of internationale markt. Het is conservatief én modegevoelig. De vele vernieuwingen en veranderingen die het boek in de eerste vijftig jaar onderging zijn extra interessant omdat ze nauwelijks afhankelijk waren van technische vernieuwingen.

Met de hand aangebrachte kopregel. ( USTC 996633)

De boekdrukkunst kwam volwassen ter wereld, de vroegste boeken worden incunabelen genoemd omdat ze door onderzoekers werden beschouwd als een soort baby’s, kinderen die alles nog moesten leren. Dat is natuurlijk niet zo: Gutenberg wist precies wat hij wilde en de meeste drukkers die na hem kwamen ook. De evolutie die het boek doormaakte heeft niets te maken met een autonoom groeiproces, dat vergelijkbaar is met het groeien van een mens, maar alles met veranderingen die werden gedicteerd door de markt en door de manier waarop boeken werden gemaakt. Ik heb het dan over het complete boek met alle met de hand aangebrachte toevoegingen die erbij hoorden.

De markt: die vroeg om al die elementen die nu vanzelf spreken, een inhoudsopgave, literatuurverwijzingen, een heldere en ondubbelzinnige titel, een verwijzing naar de makers en de plaats van herkomst. Alleen zo kon de lezer greep houden op zijn consumptie. De manier waarop boeken werden gemaakt moest vervolgens wel veranderen om niet volledig vast te lopen. De gang van het handgeschreven boek van de kopiist, via de rubricator, de schilder van initialen en miniaturen en de boekbinder was helder en probleemloos. Het was een manier van produceren die zich niet leende voor de enorme aantallen gedrukte boeken.

De kaart en het gebied. De grootschalige digitalisering van oude drukken maakt het mogelijk om uit te zoeken wat er waar en op welk moment veranderde, in een fractie van de tijd die vroegere onderzoekers nodig hadden. Enerzijds zijn originelen tegenwoordig veel moeilijker toegankelijk dan ruim honderd jaar geleden, toen iemand als Haebler een bibliotheek kon opbellen en zeggen ‘zet honderd incunabelen voor mij klaar’. Anderzijds kan een onderzoeker nu op een avond tientallen goede digitale kopieën bekijken. Het is het verschil tussen de ontdekkingsreiziger die zich een weg moet hakken door een oerwoud en de reiziger die over datzelfde oerwoud vliegt. Op de grond zag je misschien meer details maar vliegend zie het landschap.

[Paul Dijstelberge]