De Vitrine

De plek waar wetenschap en erfgoed elkaar ontmoeten

paul dijstelberge

Het Recht op Kleur

De wereld is vol kleur, boeken zijn dat niet. Daar regeert de zwarte letter op de witte pagina. Dat is al zo sinds de 16de eeuw en voorlopig zal het niet veranderen – althans voor zover het gedrukte boeken betreft én voor boeken die we lezen op e-readers die werken met e-ink.

Je zou denken dat we in de loop der tijd zijn gewend aan de afwezigheid van kleur in ons drukwerk maar dat is niet zo. De geschiedenis van het boek laat zien dat lezers altijd naar kleur zijn blijven verlangen en dat drukkers en uitgevers altijd mee bezig zijn geweest om dat verlangen te bevredigen.

Uit ‘They shall not grow old’ van Peter Jackson. De film bestaat uit ingekleurde originele films.

Over dingen die we aangenaam vinden zeggen we dat die kleur geven aan het leven. Kleur brengt tot leven. Dat is goed te zien aan een betrekkelijk recent verschijnsel: het door de computer laten levensecht inkleuren van oude foto’s en films. We kennen allemaal de zwart-wit films uit het begin van de twintigste eeuw waarin mensen houterig over straat lopen. Het gebrek aan kleur schept extra afstand en maakt het mogelijk om naar verschrikkingen te kijken zonder er werkelijk door te worden geraakt. Kleur een dergelijke film met opnamen van een veldslag uit de eerste wereldoorlog in en plotseling worden de soldaten individuen, in plaats van onbestemde schaduwen die een dood tegemoet strompelen die ons niet raakt.

Detail uit het getijdenboek van Maria van Gelre.

De middeleeuwse handschriften waren vol kleur – dat is tenminste de indruk die de vele overgeleverde getijdenboeken wekken. Ook minder kostbare handschriften waren voorzien van sierlijke gekleurde initialen en rode en blauwe accenten waarmee teksten werden gestructureerd. De eerste vijftig jaar van het gedrukte boek kan je zien als een periode waarin het gedrukte boek zich emancipeerde van zijn handgeschreven voorganger. Het zijn ook de jaren waarin de kleur uit boeken verdween. Gekleurde sierinitialen maakten plaats voor houtsneden die vaak door middel van een afbeelding de lezer probeerden te amuseren nu die niet meer van kleurig penwerk kon genieten.

Eerste pagina van een incunabel, gedrukt door Johannes van Westfalen, te Aalst

De vele paragraaftekens en de lijntjes waarmee hoofdletters van een rood accent werden voorzien maakten plaats voor typografie, voor grotere, elegante kapitalen en voor een ingenieus gebruik van wit. Dat gebeurde geleidelijk. De eerste gedrukte sierinitialen waren bedoeld om te worden ingekleurd, ongeveer zoals een kind in een kleurboek binnen de lijntjes kleurt. Dat type initiaal, dat zonder kleur nauwelijks te zien is, maakt plaats voor initialen met contrastrijke duidelijke voorstellingen die de kleuren overbodig maken. Er werden ook boeken deels in kleur gedrukt. Dan was een deel van de tekst rood. Dat was omslachtig en duur precisiewerk. In boeken voor het gewone publiek zie je het weinig, des te meer worden die tweekleurige teksten in boeken voor de kerk gevonden. Dat was een rijke opdrachtgever met gevoel voor traditie en geld speelde geen rol.

Niet al te zorgvuldig ingekleurde houtsnede in een uitgave uit 1500

Dat lezers van boeken het moeilijk hadden met het gebrek aan kleur zie je in veel boeken uit die tijd. Er moet kleur zijn, hoe amateuristisch die ook met de hand is aangebracht. Ik doel op de houtsneden die je in boeken vindt waarop gekleurde inkt met een grove kwast is aangebracht alsof de ‘schilder’ heel veel te doen had in veel te weinig tijd. En dan verdwijnt de kleur. Het typografische boek krijgt een eigen, afgewogen esthetica die geen kleur meer nodig heeft. Wat kleur was, wordt wit. ‘En zo leefde het boek nog lang en gelukkig.’

Natuurlijk niet. De periode waarin het zwart-wit overheerste duurde niet lang. Europeanen gaan op reis naar andere werelddelen, ze vervaardigen kaarten en atlassen en schrijven boeken over nieuwe werelden met een ander kleurenpalet. Op kaarten en in reisbeschrijvingen keert de kleur terug. Dat gebeurde niet standaard – er werden geen oplages van gekleurde prenten voorzien. De koper van een boek bepaalde of en zo ja hoe een boek werd ingekleurd. Het niveau van die inkleuring liep sterk uiteen. Aan de top vinden we kunstenaars die vergelijkbaar zijn met de schilders van middeleeuwse miniaturen, aan de onderkant zien we werk dat vermoedelijk door een beginnende leerling is gemaakt (of eeuwen later door een slaperige student in opdracht van een antiquaar).

Detail van een kaart uit de grote atlas van Blaeu, ingekleurd door Dirk Jansz van Santen.

Het inkleuren van prenten in boeken werd een specialisme. Aan het eind van de zeventiende eeuw woonden de Amsterdamse beoefenaren ervan bij elkaar in de buurt, in de omgeving van de Haarlemmerdijk. Kleur was een luxe, voorbehouden aan de bewoners van de grachtenhuizen die, nu het geld verdiend was, tijd hadden om hun schitterend versierde boeken te lezen en te bewonderen. Dat zijn atlassen en Bijbels, de spiegels van hun dagelijkse bezigheden en van hun kijk op de wereld. Het wordt de gewoonte om prachtige banden aan de binnenzijde van schutbladen te voorzien van sierpapier. In het boek worden de prenten niet alleen ingekleurd maar ook voorzien van gouden accenten. Dure boeken voor rijke mensen. De kleur werd wel gedemocratiseerd in een heel ander soort uitgaven: prenten van bezienswaardigheden werden los verkocht voor een grijpstuiver en vaak werden die ingekleurd. Dat was niet duur en toch begon men zich af te vragen of het niet anders kon. Nieuwsgierige geesten begonnen in kleur te drukken.

Vroege kleurendruk. Dit soort prenten werd los verkocht maar ook gebundeld.

Die vroege kleurendrukken waren etsen waarbij delen van de etsplaat met verschillende kleuren inkt werden ingesmeerd, groen voor gebladerte, bruin voor stammen, muren en rood voor daken en vlaggen. De kleuren werden in één drukgang gedrukt. Het inkten was lastiger dan de simpele afdruk in zwarte inkt maar verder veranderde er niet veel. Daarna werd er nog wat geretoucheerd en toegevoegd met de hand. Dergelijke kleurendrukken vind je in dure boeken en als goedkope prenten.

Vroege kleurendruk.

Een historicus heeft ooit beweerd dat de achttiende eeuw onze echte gouden eeuw was. Wie het kon betalen kocht immers een buitenplaats waar werd gerentenierd en waar men planten kweekte. De interesse in de natuur en dan met name in planten en bloemen nam sterk toe en daarmee natuurlijk ook de interesse in boeken over die planten. Bloemen vinden we mooi omdat ze vaak zo prachtig van kleur zijn. Een boek met afbeeldingen van bloemen zonder kleur laat de essentie weg - alsof je naar een orkest kijkt dat ijverig speelt terwijl je niets hoort. Het maken van die ingekleurde boeken was handwerk. De hiervoor beschreven kleurenets leende zich niet voor de weergave van de subtiele kleuren van bloemen. Het inkleuren van dergelijke boeken werd nu seriewerk. Het bekendst zijn de boeken van Maria Sybilla Merian, die niet alleen een getalenteerde kunstenares was maar ook een geweldige onderzoeker én een succesvolle ondernemer. Ze verzamelde en beschreef zelf de planten (en dieren) die ze afbeeldde, en die werden aan huis ingekleurd. Kleur werd standaard in dergelijke boeken, ook als de oplagen enorm waren zoals het geval was met de boeken van Buffon en tot diep in de negentiende eeuw bleef dat inkleuren handwerk.

Dat massale handwerk was zeker niet altijd even mooi. En dus ging men weer op zoek naar manieren om de kleur door middel van de drukpers terug te brengen. De doorbraak kwam in het begin van de negentiende eeuw toen Aloïs Senefelder de lithografie uitvond. Qua originaliteit en gecompliceerdheid verdient hij een plek naast Gutenberg. Toch is Senefelder er geen man van het Millenium mee geworden. Ik vermoed dat hij zelfs de longlist niet heeft gehaald. De kwaliteit van lithografische kleurendruk is nooit overtroffen. Zelfs de beste inktjet-printers komen hoogstens in de buurt van wat er met de lithografie bijna twee eeuwen geleden al mogelijk was.

Lithografie.

Het aantal boeken met dergelijke prachtige afbeeldingen is niet groot en daar is een goede reden voor. De techniek was namelijk heel erg kostbaar. Nu drukken we kleur door drie kleuren te mengen maar voor litho’s was per kleur een aparte drukgang nodig. Lithografie betekent steendruk en die aanduiding moet letterlijk worden genomen. Er werd gedrukt door middel van grote vlakke stenen en per kleur was er zo’n steen nodig. Het af te drukken deel van de gehele afbeelding, denk aan het rood van een tulp of het groen van een stengel werd met vet krijt op de steen getekend. Al die verschillende kleuren moesten dan weer precies op elkaar passen. Het zal duidelijk zijn dat dit werk was voor specialisten, kunstenaars op hun terrein, die goed werden betaald. Daarnaast lag het tempo waarin werd gedrukt niet hoog. Het drukken was handwerk in een tijd waarin de machine in opmars was. Als je goed naar dergelijke litho’s kijkt zie je dat er ook nog steeds met de hand aan de afbeeldingen werd gewerkt. Voor subtiele details werd geen afzonderlijke lithografische steen gemaakt en ook de glans die over de afbeelding ligt is met de hand aangebracht. Het is een dunne laag eiwit, een techniek die dateert uit de middeleeuwen.

Kleurenlitho’s voor de rijken! Zoals bekend wekt dat ook bij minder welgestelden het verlangen op om over iets vergelijkbaars te beschikken. En zo zien we in de negentiende eeuw een merkwaardige paradox: machinale druk voor de rijke bovenlaag, handwerk voor de armere burgers. Want juist in de negentiende eeuw werd er nog meer met de hand ingekleurd. Dat gebeurde in grote ateliers waar vooral vrouwen en kinderen werkten. Van de vroege ochtend tot de late avond kleurden die duizenden prenten, met de inmiddels chemische inkten die onze restauratoren nu zo vaak zorgen baren omdat ze door het papier heen vreten of van kleur verschieten. Ze verdienden er niet veel geld mee maar volgens sommigen toch nog veel te veel. In een Amerikaanse krant uit 1845 wordt schande gesproken van de brutale meiden die in opzichtige jurken over straat flaneren. Wat doen die voor werk? Kaarten inkleuren! En modetijdschriften.

Een modetijdschrift was de aanleiding tot dit korte artikel. Op een dag kreeg ik een jaargang van een Frans tijdschrift cadeau Le petit Courrier des Dames. Dat verscheen elke vijf dagen van 1821 tot 1868 en werd verkocht in heel Europa. De oplage heb ik niet kunnen achterhalen maar die zal groot geweest zijn. Elke aflevering bevatte minstens twee gravures – later werden het litho’s. Al die plaatjes waren met de hand ingekleurd. Dat intrigeert natuurlijk. En zo ontdekte ik dat de dure kleurendruk leidde tot een toenemende vraag naar inkleuren met de hand. En dat er in New York meisjes rondliepen die van felgekleurde jurken hielden en dat daar afkeurend naar werd gekeken. De moraal van dit verhaal ligt voor de hand en is overbekend: dat de geschiedenis zich altijd herhaalt en dat wat wij vooruitgang noemen over het algemeen verloopt volgens het principe van ‘drie stappen voorwaarts, twee stappen achteruit’. Net als het leven, zou ik haast zeggen. Maar een stap voorwaarts is ook vooruitgang!

[Paul Dijstelberge]