Wie de boeken van drukkerij Lescailje bestudeert ziet snel overeenkomsten. Het zijn veelal toneelteksten van voorstellingen die werden opgevoerd in de Amsterdamse Schouwburg. Deze boekjes werden vermoedelijk voor en tijdens voorstellingen verkocht. Naast de spreektekst stond er ook een lijst van de personages van de voorstelling in vermeld. Soms zullen acteurs deze boekjes hebben gebruikt voor het bestuderen van hun rol. De boekjes werden geproduceerd door een drukker die door de regenten van de Schouwburg werd aangesteld. Vanaf het begin, in de zeventiende eeuw tot aan het begin van de negentiende eeuw waren er vijf drukkersbedrijven die elkaar als schouwburgdrukker opvolgden. Zij waren verantwoordelijk voor het grootste deel van de productie van de gedrukte toneelstukken in de zeventiende en achttiende eeuw.
Titelpagina van de voorstelling ‘t Nieuws-gierigh Aegje, van A. Bormeester, 1669
Lijst van personages van voorstelling ’t Nieuws-gierigh Aegje, 1669
De Schouwburg van Van Campen, zoals de Amsterdamse toneelinstelling ook werd genoemd naar de architect, was de eerste stadsschouwburg van Amsterdam en lag aan de Keizersgracht ter hoogte van nummer 384. Jacob van Campen (1596-1657) bouwde de Schouwburg, ter vervanging van de houten Eerste Nederduytsche Academie die op dezelfde plek gevestigd was. Het rond 1580 gebouwde Teatro Olimpico in Vicenza in Italië, diende als voorbeeld voor het interieur van de Schouwburg. Op 3 januari 1638 was de officiële opening van de Schouwburg, met Joost van de Vondels (1587-1679) Gijsbrecht van Amstel. Het duurde echter het nog een jaar voordat de Schouwburg geheel was voltooid.
Titelpagina Gijsbrecht van Amstel, 1638
Amsterdam was de eerste stad met een officiële toneelinstelling. De opdrachtgevers waren het Burgerweeshuis en Oudemannenhuis. Een deel van de opbrengst werd afgestaan aan deze twee instituten. De Schouwburg had niet alleen een charitatieve functie, maar ook een maatschappelijke functie. Het was voor de burgemeesters van Amsterdam belangrijk dat bezoekers van de Schouwburg, de inwoners van Amsterdam, iets leerden van wat op het toneel vertoond werd. De Schouwburg moest een feestelijke ontmoetingsplaats voor de burgers zijn, waar alle kunsten samenwerkten. De Schouwburg had ook een representatieve functie. Een bezoek aan een toneelvoorstelling was voor de burgemeesters van Amsterdam vaak een vast onderdeel bij het ontvangen van hooggeplaatste (buitenlandse) gasten.
In de Schouwburg konden circa 500 toeschouwers terecht. Iedere maandag en donderdag om 4 uur ‘s middags waren er twee voorstellingen op het toneel te zien. Dit was een langere tragikomedie of een blijspel dat steeds werd gevolgd door een korte klucht.
De verschillende entreeprijzen voor zit- en staanplaatsen maakte het voor iedere burger mogelijk een voorstelling bij te wonen. De bak had zowel zit- als staanplaatsen. De goedkoopste “zitplaatsen” waren op de richel. Dit was een smal bankje achter tegen de schuine wand van de kap. Je kon er niet echt zitten, maar eerder tegenaan leunen om de voorstelling te kunnen zien. Het is wel duidelijk waar de uitdrukking “tuig van de richel” vandaan komt. De duurste zitplaatsen waren in de loges. Hier zat de elite van Amsterdam. Op de gravures van Salomon Savery (1594-1683) uit 1658 zijn de diverse zit- en staanplaatsen zichtbaar.
Salamon Savery, Interieur Schouwburg van Jacob van Campen, 1658, gravure
Bezoekers in de loges
Bezoekers op de richel
In 1664 werd er een nieuwe schouwburg gebouwd die twee maal zo groot was als de schouwburg van Van Campen.. Ook kreeg het toneel een nieuw coulissen systeem met diverse schermen. Hiermee kon op een snelle manier van decor gewisseld worden en uiteenlopende locaties getoond worden. Tijdens een voorstelling op 11 mei 1772 ontstond er een brand waardoor de Schouwburg geheel afbrandde. De originele classicistische toegangspoort van de schouwburg van Van Campen is nog bewaard gebleven. In de architraaf boven de poort staat nog steeds het vers van Joost van den Vondel, De weereld is een schouwtoneel, Elck speelt zijn rol en krijght zijn deel. In het driehoekige fronton staat Schouburg vermeld.
De schouwburgpoort aan de Keizersgracht in Amsterdam
Jacob Lescailje (1611-1679) was boekenverkoper, uitgever en dichter en geboren in Dordrecht. Zijn ouders waren afkomstig uit Genève en ontvluchtten deze stad vanwege hun geloofsovertuiging. Hij volgde zijn opleiding bij de drukker Willem Blaeu (1571-1638) in Amsterdam. Bij zijn eerste huwelijk was het beroep van Lescailje ‘lettersetter’. In 1643 werkte hij zelfstandig als drukker en boekenverkoper en werd in 1644 in het gilde van boekenverkopers opgenomen.
Jan Maurits Quinkhard, Portret van Jacob Lescaille, 1732-1777, olieverf op koper, 11 x 9,5 cm, Rijksmuseum, Amsterdam
Zijn eerste vrouw overleed na een huwelijk van ongeveer tien jaar. Uit dit huwelijk kreeg Lescaille twee zoons, Jacob jr. en Antony. In 1645 trouwde hij met Alida Verwou (ca.1612-1679), de weduwe van de Amsterdamse drukker Balthasar Crijnen Van Dorsten (ca.1607-1639). Samen met haar zette Lescailje het bedrijf van haar man voort dat gevestigd was op de Middeldam in Amsterdam. Dit zou een ontmoetingsplaats zijn geweest voor de Amsterdamse toneelwereld. Hij en Alida specialiseerden zich in toneelstukken en dichtkunst van, onder andere, Joost van den Vondel en Pieter Cornelisz Hooft (1581-1647).
Vanaf 1658 mocht Lescaille zich schouwburgdrukker noemen. Tussen 1657 en 1679 drukte hij bijna alle toneelstukken die in première gingen. Dit waren zo’n honderd stukken. Hij hield zich voornamelijk bezig met titels die niet eerder in het Nederlands waren vertaald, zoals de toneelstukken van de Spaanse toneelschrijver Félix Lope de Vega y Carpio (1562-1635). Hiervoor werkte hij veel met vertalers die exclusief voor hem werkten.
De vertaling van El amigo por fuerza van Lope de Vega, 1646.
Lescailje had zijn eigen drukkersmerk. Het drukkersmerk bestond uit een salamander in vuur, omgeven door een slang die zijn eigen staart bijt. Een salamander zou volgens de Middeleeuwse bestiaria niet alleen onvatbaar zijn voor vuur, maar zou ook vlammen kunnen doven. De ouroboros, de slang die in zijn staart bijt en hiermee een cirkel vormt, is een oud eeuwigheidssymbool. Zowel in de Griekse, Romeinse als oudchristelijke symboliek komt dit symbool voor. Het Latijnse woord Perseveranter betekent volhardend en standvastig. De genoemde symbolen en het woord perseveranter vormden samen een beeld van oneindige (levens-)kracht.
Drukkersmerk Jacob Lescailje
Zijn drukkersmerk is op de titelpagina van bijna alle toneeluitgave te vinden en werd een soort keurmerk van schouwburguitgaven. Lescailje probeerde met zijn eigen drukkersmerk zijn tekstboekjes te voorzien van een soort eigen label, om zo zijn officiële drukken te onderscheiden van roofdrukken die in omloop waren. Dit keurmerk werd echter vaak tot het eind van de achttiende eeuw nagemaakt en afgedrukt in roofdrukken zoals te zien is op de titelpagina hieronder.
Een roofdruk uit 1682 met het drukkersmerk van Lescailje.
Na de dood van Lescailje zetten niet zijn zoons de boekhandel voort, maar zijn dochters. Johannes, de zoon van zijn vrouw, overleed in 1662 tijdens een reis naar Frankfurt voor de firma Blaeu, waarvoor hij werkte. Jacob jr. (1640-1674) overleed ook eerder dan zijn vader. Antony (1643-1687) was met zijn eigen boekhandel in 1679 net failliet verklaard. Hierdoor besloot Jacob dat het bedrijf door zijn dochters uit zijn tweede huwelijk moest worden voortgezet, Katharyne (1649-1711), Barbara (1647-1677) en Aletta (1652-1725). Vanaf dat moment staat op titelpagina’s vermeld “By de Erfgenamen van Jacob Lescailje”, zoals hieronder is te lezen op de titelpagina van een boek.
Toneeluitgave door de Erfgenamen van Jacob Lescailje, 1681.
Na 1711 erfde de dochter van Alida, Susanna de Wreedt een deel van de boekwinkel en zette zij het bedrijf samen met haar man voort. Vanaf 1712 stond de erfgenamen van J. Lescailje en D. Rank op de titelpagina’s van toneelteksten. De laatstgenoemde was de man van Susanna, Dirk Rank (1683-1736).
Toneeluitgave van een blijspel, 1726.
Aan al het goede werk van drukkerij Lescailje kwam echter een einde. Meer dat 70 jaar was het drukken van toneelteksten voor de Schouwburg in handen geweest van de firma Lescailje. Wegens ruzie in 1729 tussen Dirk Rank en de schouwburgregenten gingen de privileges van de Amsterdamse Schouwburg naar een andere drukker. Echter is in de zeventiende en achttiende eeuw niet één persoon geweest die zich zo lang schouwburgdrukker kon noemen als Jacob Lescaille. Het Latijnse woord Perselevanter is zeker op Lescailje van toepassing geweest. Volhardend en standvastig met oneindige (levens)kracht.
Bronnen
Albach, Ben. Langs kermissen en hoven. Ontstaan en kroniek van een Nederlands toneelgezelschap in de 17e eeuw. Zutphen: Walbrug, 1977.
Albach, B. “De Schouwburg van Jacob van Campen.” Oud-Holland 85.1 (1970): 85–109.
Grabowsky, E.M. “Op goede beterschap van ons sieke privilegie’. Over Amsterdamse schouwburgregenten, drukkers en censuur.’ Jaarboek voor Nederlandse boekgeschiedenis, jrg. 2 (1994): 35-55.
Hall, James. Hall’s Iconografisch Handboek: Onderwerpen, symbolen en motieven in de beeldende kunst. Leiden: Primavera, 2011.
Knigge, Sarah Alexandra. “Een verkleede Hollandsche werkelijkheid: Vertolkingen van Esther in de zeventiende -eeuwse schouwburg en schilderkunst.” Masterscriptie, Universiteit van Amsterdam, 2017.
Porteman, Karel en Mieke B. Smits-Veldt. Een nieuw vaderland voor de muzen: geschiedenis van de Nederlandse Literatuur 1560-1700. Amsterdam: Bakker, 2008.
Sanders, Maria J. E. “De familie Lescaille.” Amstelodamum 47 (1960): 60-67.
Vita, E. Oey- de , en M. Geesink. Academie en Schouwburg: Amsterdams toneelrepertoire 1617-1665. Amsterdam: Huis aan de drie grachten, 1983.
Websites
Schrijverskabinet. “Jacob Lescaille.” Geraadpleegd op 27 december 2021.
http://www.schrijverskabinet.nl/artikel/jacob-lescailje/
Vrouwenlexicon. “Katharina Lescailje.” Geraadpleegd 27 december 2021.
http://resources.huygens.knaw.nl/vrouwenlexicon/lemmata/data/KatharinaLescailje
[Marije Haan]